Het is bijna niet voor te stellen dat we al meer dan een half jaar geleden zijn komen wonen op een klein sinaasappel-boerderijtje op het Andalusische platteland. Het bevalt ons meer dan ik je zeggen kan maar het is enorm hard werken.
Het huis, aan de rand van het dorp Alhaurin de la Torre heeft meer dan twee jaar leeggestaan en dat merk je aan alles. In dit klimaat heb je er voor te zorgen dat je de boel in- en om het huis regelmatig bijhoudt want anders neemt de natuur het genadeloos van je over.
Van de vijfduizend meter land hebben we er nu ongeveer de helft van onder controle maar het is pappen en erbij blijven.
De grootste scheuren in de muren zijn gerepareerd, de deuren hangen weer recht, vochtproblemen zijn verholpen en lekkages gerepareerd.
Toch zit er nog een heleboel werk aan te komen maar we pakken het systematisch aan. Stapje voor stapje.
We begrijpen inmiddels welke kruiden we in de tuin kunnen planten en wat we maar beter kunnen laten. Wanneer we moeten snoeien, sproeien en bemesten en wat de beste verf is om je buitenmuren mee te schilderen. Met vallen en opstaan komen we er beetje bij beetje achter en daar ben ik enorm trots op.
Leven op het Andalusische platteland heeft ons creatiever gemaakt. Veel kunnen we al zelf maar voor andere zaken hebben we toch echt nog experts nodig.
Een loodzware deur wordt vakkundig geplaatst door Bas, de lokale alleskunner. Voor de oude, halfvergane stopcontacten en bedrading, komt de elektriciën uit het dorp.
Voor de meer dan tweeduizend meter, in verval geraakte moestuin, moeten we de hulp inroepen van een Spaanse boer die met grof geschut het land zal komen omploegen.
Het sterke onkruid staat meer dan een anderhalve meter hoog en ik durf er niet doorheen te lopen.
Ach… Leven op het Andalusische platteland. Wat heeft het ons leven verrijkt!
Na een dag me in het zweet gewerkt te hebben, spring ik onder de gammele buitendouche en duik vervolgens het blauwe zwembadwater in. De buitenbar onder handbereik. Een mens kan het slechter treffen.
De twee kittens Miles en Mimi, die inmiddels al een maand bij ons wonen, spelen onafgebroken tussen de lavendel en de rozemarijn en ruiken er zelfs naar. Ik ben stapelgek op ze en zelfs Alexander vindt ze aanbiddelijk.
Zoals we inmiddels gewend zijn, is het ook ditmaal weer een hete Juli maand. Geen tijd om op het land te werken. We doen ongegeneerd onze zomerse middagdutjes, eten laat en ondertussen lees ik mijn boek, De Borrelboeddhist voor de zoveelste keer na. Het is klaar om geredigeerd te worden.
Ik pluk een paar citroenen en kijk verlangend naar de vijgenbomen. Over een maand zullen de vruchten rijp zijn. Ook de granaatappels kleuren voorzichtig rood en in alle sinaasappelbomen verschijnen kleine, knalgroene, nieuwe sinaasappeltjes.
De oprijlaan is bezaaid met afgevallen bladeren. Ik heb het dagelijks vegen maar opgegeven.
Komt wel weer. In September, ofzo.
Voor vanavond heb ik een recept van salade met vijgen en geitenkaas. Lekker makkelijk.